Medicijnverstrekking en medisch handelen
Leraren op school krijgen regelmatig te maken met leerlingen die klagen over pijn zoals hoofdpijn, buikpijn, oorpijn of pijn ten gevolge van een insectenbeet. Meestal is deze pijn met eenvoudige middelen te verhelpen. Ook de schoolleiding krijgt steeds vaker het verzoek van ouders(s)/verzorger(s) om hun kinderen de door een arts voorgeschreven medicijnen toe te dienen. Hoe ga je als school met deze situaties om? In dit protocol lees je er meer over.
- Met school wordt bedoeld: alle scholen voor (speciaal) basisonderwijs en voortgezet onderwijs.
- Met ‘leraar’ wordt ook ‘docent’ bedoeld.
- Overal waar ‘het kind’ staat wordt ook ‘de leerling’ bedoeld.
- Met ouders bedoelen wij ouder(s)/verzorger(s).
- De tekst van het voorliggende protocol is voor een belangrijk deel en met toestemming overgenomen uit het protocol van de HVD/GGD Groningen.
Inleiding over medicijnverstrekking en medisch handelen
Een enkele keer wordt werkelijk medisch handelen van leraren gevraagd zoals het geven van sondevoeding, het toedienen van een zetpil of het geven van een injectie. De schoolleiding aanvaardt met het verrichten van dergelijke handelingen een aantal verantwoordelijkheden. Leraren begeven zich dan op een terrein waarvoor zij niet gekwalificeerd zijn. Met het oog op de gezondheid van kinderen is het van groot belang dat zij in dergelijke situaties zorgvuldig handelen. Zij moeten daarbij over de vereiste bekwaamheid beschikken. Leraren en schoolleiding moeten zich realiseren dat wanneer zij fouten maken of zich vergissen, zij voor deze handelingen aansprakelijk gesteld kunnen worden. Dit protocol geeft scholen een handreiking geven hoe in deze situaties te handelen.
De 3 te onderscheiden situaties zijn:
- A. Het kind wordt ziek op school.
- B. Het verstrekken van medicijnen op verzoek.
- C. Medische handelingen.
De eerste situatie laat de school en leraar geen keus. De leerling wordt ziek of krijgt een ongeluk en de leraar moet direct bepalen hoe hij moet handelen. Bij de tweede en de derde situatie kan de schoolleiding kiezen om wel of geen medewerking te verlenen aan het geven van medicijnen of het uitvoeren van een medische handeling. De individuele leraar mag weigeren handelingen uit te voeren waarvoor hij zichzelf niet bekwaam acht.
Hieronder wordt elk onderdeel beschreven. Zijn er naar aanleiding van dit protocol nog vragen, neem dan contact op met de jeugdarts van de GGD van je school.
In zijn algemeenheid is een leraar niet deskundig om een juiste diagnose te stellen. De grootst mogelijke terughoudendheid voor het geven van medicatie is dan ook geboden. Uitgangspunt moet zijn dat een kind dat ziek is, naar huis moet. De schoolleiding zal, in geval van ziekte, altijd contact op moeten nemen met de ouders om te overleggen wat er moet gebeuren (is er iemand thuis om het kind op te vangen, wordt het kind gehaald of moet het gebracht worden, moet het naar de huisarts, etc.?). Ook wanneer een leraar inschat dat het kind bij een eenvoudig middel zoals paracetamol of zalf tegen insectenbeten gebaat is, dan is het wenselijk om altijd eerst contact te zoeken met de ouders en vragen om toestemming om een bepaald middel te verstrekken. Afhankelijk van de leeftijd en de situatie belt de leraar of het kind naar de ouders en kan de leraar om toestemming vragen om een bepaald middel te verstrekken.
Problematisch is het wanneer de ouders en andere, door de ouders aangewezen vertegenwoordigers, niet te bereiken zijn. Het kind kan niet naar huis gestuurd worden zonder dat daar toezicht is. Ook kunnen de medicijnen niet met toestemming van de ouders verstrekt worden. De leraar kan dan besluiten, eventueel na overleg met een collega, om zelf een eenvoudig middel te geven. Daarnaast moet de leraar inschatten of niet alsnog een (huis)arts geraadpleegd moet worden. Zo kan bijvoorbeeld een ogenschijnlijk eenvoudige hoofdpijn een uiting zijn van een veel ernstiger ziektebeeld. Het blijft zaak het kind voortdurend te observeren.
Iedere situatie is anders zodat we niet uitputtend alle signalen kunnen benoemen die zich kunnen voordoen. Zaken waar een leraar op kan letten:
- Toename van pijn.
- Misselijkheid/braken.
- Verandering van houding (bijvoorbeeld ineenkrimpen).
- Verandering van de huid (bijvoorbeeld erg bleke of hoogrode kleur).
- Verandering van gedrag (bijvoorbeeld onrust, afnemen van alertheid).
Een leraar moet zich realiseren geen arts te zijn en bij twijfel altijd een (huis)arts raadplegen. Dit geldt uiteraard ook wanneer de pijn blijft of de situatie verergert. De zorgvuldigheid die de leraar hierbij in acht moet nemen is te handelen alsof het om een eigen kind gaat.
Kinderen krijgen soms medicijnen of andere middelen voorgeschreven die zij een aantal keer per dag moeten gebruiken, dus ook tijdens schooluren. Te denken valt bijvoorbeeld aan pufjes voor astma, antibiotica of zetpillen bij toevallen. Ouders vragen dan aan de schoolleiding of een leraar deze middelen wil verstrekken. In deze situatie is de toestemming van de ouders gegeven[EK1] . Het is in dit geval van belang deze toestemming schriftelijk vast te leggen.
Meestal gaat het niet alleen om eenvoudige middelen, maar ook om middelen die bij onjuist gebruik tot schade van de gezondheid van het kind kunnen leiden. Leg daarom schriftelijk vast om welke medicijnen het gaat, hoe vaak en in welke hoeveelheden ze moeten worden toegediend en op welke wijze dat dient te geschieden.
Leg verder de periode vast waarin de medicijnen moeten worden verstrekt, de wijze van bewaren en de wijze van controle op vervaldatum. Ouders geven hierdoor duidelijk aan wat zij van de schoolleiding en de leraren verwachten en die weten op hun beurt precies wat ze moeten doen en waar ze verantwoordelijk voor zijn.
Wanneer het gaat om het verstrekken van medicijnen gedurende een langere periode, moet regelmatig met ouders overlegd worden over de ziekte en het daarbij behorende medicijngebruik op school. Een goed moment om te overleggen is wanneer ouders een nieuwe voorraad medicijnen komen brengen.
Het is van groot belang dat een langdurig ziek kind of een kind met een bepaalde handicap zoveel mogelijk gewoon naar school gaat. Het kind heeft contact met leeftijdsgenootjes, neemt deel aan het normale leven van een schoolkind en wordt daardoor niet de hele dag herinnerd aan zijn handicap of ziek zijn. Gelukkig zien steeds meer scholen in hoe belangrijk het is voor het psychosociaal welbevinden van het langdurig zieke kind om indien mogelijk, naar school te gaan.
Medische handelingen
In hoog uitzonderlijke gevallen vragen ouders aan schoolleiding en leraren om handelingen te verrichten die vallen onder medisch handelen. Te denken valt aan het geven van sondevoeding of het meten van de bloedsuikerspiegel bij suikerpatiënten door middel van een vingerprikje. In zijn algemeenheid worden deze handelingen door medewerkers van de thuiszorg of de ouders zelf op school verricht. Bij voorkeur hebben scholen een vaste ruimte waar bijvoorbeeld leerlingen met diabetes zelf kunnen prikken (met name VO).
Schoolbesturen moeten zich wanneer wordt overgaan tot het uitvoeren van een medische handeling door een leraar, wel realiseren dat zij daarmee bepaalde verantwoordelijkheden op zich nemen. Dit hoeft niet onoverkomelijk te zijn, maar het is belangrijk om te beseffen wat hiervan de consequenties kunnen zijn. Het zal duidelijk zijn dat de ouders voor dergelijke ingrijpende handelingen hun schriftelijke toestemming moeten geven. Zonder toestemming van de ouders kan een schoolleiding of leraar niets doen.
Wettelijke regels
Voor de hierboven genoemde medische handelingen heeft de wetgever een aparte regeling gemaakt. De wet beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (wet BIG) regelt wie wat mag doen in de gezondheidszorg. De wet BIG is bedoeld voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg en geldt als zodanig niet voor onderwijzend personeel. Toch zijn in deze wet een aantal regels vastgelegd die van belang zijn voor schoolbesturen en leraren als het gaat om in de wet BIG genoemde medische handelingen. Bepaalde handelingen – de zogenaamde voorbehouden handelingen – mogen alleen verricht worden door artsen. Anderen dan artsen mogen medische handelingen alleen verrichten in opdracht van een arts. De betreffende arts moet zich er dan van vergewissen dat degene die niet bevoegd is, wel de bekwaamheid bezit om die handeling te verrichten. De leraar moet gedegen instructie krijgen hoe een medische handeling uit te voeren. Dit wordt vastgelegd in een bekwaamheidsverklaring.
Hoe te handelen bij een calamiteit ten gevolge van het toedienen van medicijnen aan een kin of het uitvoeren van een medische handeling:
- Laat het kind niet alleen. Probeer rustig te blijven.
- Observeer het kind goed en probeer het gerust te stellen.
- Waarschuw een volwassene voor bijstand (of laat één van de kinderen een volwassene ophalen waarbij u duidelijk instrueert wat het kind tegen de volwassene moet zeggen).
- Bel direct de huisarts en/of de specialist van het kind.
- Bel bij een ernstige situatie direct het landelijk alarmnummer 112.
- Geef door naar aanleiding van welk medicijn of ‘medische’ handeling de calamiteit zich heeft voorgedaan (eventueel welke fout is gemaakt).
- Zorg ervoor dat alle relevante gegevens van het kind bij de hand zijn (of laat ze opzoeken) zoals:
1. Naam van het kind
2. Geboortedatum
3. Adres
4. Telefoonnummer van ouders en/of andere, door de ouders aangewezen, persoon
5. Naam en telefoonnummer van huisarts/specialist
6. Ziektebeeld waarvoor medicatie of medische handeling nodig is - Bel de ouders (bij geen gehoor een andere, door de ouders aangewezen persoon):
1. Leg duidelijk uit wat er gebeurd is.
2. Vertel, indien bekend, wat de arts heeft gedaan/gezegd.
3. In geval van opname, geef door naar welk ziekenhuis het kind is gegaan.
Aansprakelijkheid
Wanneer een medische handeling wordt verricht zonder bekwaamheidsverklaring dan kan bij letselschade de uitvoerende en het schoolbestuur aansprakelijk worden gesteld.
Een leraar die wel een bekwaamheidsverklaring heeft, maar zichzelf niet bekwaam acht - bijvoorbeeld omdat hij deze handeling al een hele tijd niet heeft verricht - zou de medische handeling eveneens niet mogen uitvoeren . Een leraar die onbekwaam en/of zonder opdracht van een arts deze handeling verricht is niet alleen civielrechtelijk aansprakelijk (betalen van schadevergoeding), maar ook strafrechtelijk (mishandeling).
Het schoolbestuur kan als werkgever eveneens civiel- en strafrechtelijk aansprakelijk gesteld worden. Het is daarom raadzaam dat school contact opneemt met de eigen verzekeraar voordat wordt overgegaan tot medisch handelen. Dit om er zeker van te zijn dat de civielrechtelijke aansprakelijkheid gedekt is.