Folders logopedie

Wat kun je zelf doen? Bekijk hieronder onze logopedietips per thema. 

Het duimen of speenzuigen kan een veilig gevoel geven. Duimt een kind lang? Dan is het vaak moeilijk om deze gewoonte af te leren. Speenzuigen is meestal makkelijker af te leren dan duimen.

Wat zijn de gevolgen van duimen of speenzuigen?

  • Verkeerde uitspraak: bij de uitspraak van de s, z, t, d, n en l komt de tong tussen of tegen de tanden.
  • Open mond: wanneer de duim of speen niet in de mond is, blijft de mond open staan. Hierdoor kan de ademhaling door de mond gaan in plaats van door de neus.
  • Verkeerde tonghouding: tijdens het duimen en speenzuigen ligt de tong laag in de mond. Ook op momenten dat het kind niet duimt, blijft de tong tegen of tussen de tanden liggen.
  • Verkeerde slikbeweging: bij het slikken duwt de tong tegen of tussen de voortanden.
  • Verkeerde stand van de tanden of kaak: door de druk van de duim of speen ontstaat een overbeet of open beet.

De gevolgen van het duimen of speenzuigen zie je pas als het kind wat ouder is. Leer daarom het duimen of speenzuigen zo vroeg mogelijk af. Zo voorkom je problemen. Om je kind het duimen of speenzuigen af te leren, moet je er als ouder helemaal achter staan.

Hoe leer ik het speenzuigen af bij mijn kind?

  • Het is het beste om de speen in één keer weg te doen. Dit kun je samen op een leuke manier doen. Bijvoorbeeld: meegeven aan Sinterklaas, cadeau geven aan een pasgeboren baby, opsturen naar de spenenfee.
  • Als het niet in één keer lukt, probeer het speenzuigen dan zo veel mogelijk te verminderen.
    • Leg de speen uit het zicht en buiten bereik.
    • Laat de speen in bed. Slaapt je kind? Haal dan de speen uit de mond en doe de mond voorzichtig dicht.

Hoe leer ik het duimen af bij mijn kind?

  • Bekijk wanneer en hoe vaak je kind duimt. Vertel je kind waarom het beter is om niet te duimen.
  • Spreek af wanneer je kind niet meer zal duimen. Begin overdag, bijvoorbeeld tijdens het voorlezen of televisiekijken. Maak dit moment niet te lang. Als het goed gaat, kies dan meer momenten per dag.
  • Kan je kind niet inslapen zonder duim? Haal dan de duim uit de mond zodra je kind slaapt.
  • Duimt je kind met een knuffel of doekje? Spreek dan af dat deze op de slaapkamer blijft. Hierdoor duimt je kind overdag minder.
  • Spreek een beloning af als je kind zijn best doet om van het duimen af te komen.
  • Spreek een herinneringsteken af voor als je kind duimt, bijvoorbeeld een knipoog. 
  • Duimt je kind bij het voorlezen? Stop dan even met lezen. 
  • Duimt je kind bij het televisie kijken? Zap dan even naar een andere zender.
  • Gebruik een herinneringsteken op plaatsen waar je kind veel komt. Bijvoorbeeld een sticker.
  • Doe je kind bijvoorbeeld een vingerpopje, duimhoesje of handschoen aan. Dan kan het niet duimen.
  • Plak een pleister op de duim. Of koop een middeltje tegen duimen bij de drogist.

Hoe verloopt de spraak- en taalontwikkeling? Een kind leert praten door horen, zien en doen. Dit is voor ieder kind anders. Bij sommige kinderen ontwikkelen de spraak en taal zich snel. Bij anderen komt dit wat langzamer op gang. 

Een kind van 4 jaar kan in goede, korte zinnen praten. Kleine fouten in de grammatica komen nog voor. Een kind van 5 jaar maakt lange zinnen. Bijna alles is verstaanbaar. De letter ‘r’ en sommige lettercombinaties kunnen nog moeilijk zijn. Zoals ‘kn’, ‘sch’, ‘ng’.

Soms gaat het leren praten niet zoals verwacht. Het uitspreken van letters, of het gebruiken van woorden en zinnen, gaat moeilijker dan bij leeftijdsgenootjes.

Hoe stimuleer ik de spraak- en taalontwikkeling?

  • Praat veel met je kind over wat je samen ziet en doet.
  • Geef het goede voorbeeld:
    • gebruik goede zinnen,
    • praat rustig en duidelijk,
    • maak oogcontact als je met je kind praat.
  • Neem de tijd om naar je kind te luisteren en toon interesse door vragen te stellen. Laat je kind helemaal uitpraten voordat je reageert.
  • Doe samen spelletjes waarbij je kunt praten, zoals memory, kwartet, lotto. Je kunt de plaatjes benoemen of omschrijven. Je kunt vragen stellen over de plaatjes.
  • Verbeter je kind op een positieve manier door zelf woorden of zinnen op een juiste manier te herhalen.
  • Lees regelmatig voor:
    • je kind leert nieuwe woorden en zinnen,
    • je kind leert andere situaties en werelden kennen,
    • je kind leert zich te concentreren, stil te zitten en te luisteren.

Waar vind ik meer informatie over de spraak- en taalontwikkeling?

Kijk eens op de volgende websites:

Deze luisterspelletjes kun je samen met je kind doen. Het kan je kind helpen beter te horen en te luisteren

Welk geluid hoor je?

  • Leg een aantal voorwerpen op tafel die geluid maken, bijvoorbeeld een bos sleutels, een belletje, een doosje lucifers, een zakje knikkers, een klikkende balpen, een doosje hagelslag, een zakje chips. Terwijl je kind niet kijkt, pak je één van deze dingen op en maakt er geluid mee. Je kind vertelt welk geluid het heeft gehoord. Als dit goed gaat kun je twee of meer geluiden achter elkaar laten horen.
  • Spreek af om stil te zijn en luister naar alles wat je hoort: binnen en buiten. Als je iets hoort, mag je het zeggen: een auto, een vogel, de wind, kinderen op straat.
  • Verstop een voorwerp dat geluid maakt, bijvoorbeeld een wekker of een radio. Je kind mag het opzoeken.

Voorlezen als luisterspelletje

  • Lees een bekend verhaal voor. Lees het daarna nog een keer voor, maar verander dan belangrijke woorden. Het verhaal van bijvoorbeeld Dikkie Dik, begint dan met: ‘Dit is een verhaal over Dikkie Dik, de grote blauwe kater.’ je kind mag de ‘fouten’ uit het verhaaltje halen.
  • Laat je kind reageren op een bepaald woord dat vaak voorkomt in het verhaal, bijvoorbeeld in de handen klappen bij het woord kabouter.
  • Vertel een verhaaltje en stel tussendoor vragen, zoals: ‘waarom was de moeder van Jip boos? ’
  • Vertel een verhaal en laat je kind het in zijn eigen woorden navertellen.

Rijmen

  • Noem steeds 2 woorden, je kind zegt of ze wel of niet rijmen.
  • Laat het laatste woord van een rijmpje weg en laat je kind het invullen, bijvoorbeeld: ‘de paashaas heeft weer veel te doen, hij verft de eitjes geel en …’
  • Zoek samen plaatjes bij elkaar van woorden die rijmen of laat je kind ze zelf tekenen.
  • Ga spontaan rijmen op alles wat je ziet: kop, dop, pop, mop …
  • Doe het spelletje: ‘Ik zie, ik zie wat jij niet ziet en het rijmt op…’.
  • Bedenk zelf gekke rijmpjes, bijvoorbeeld: pimpelepoek, ik lees een … of timpeletoes, ik zie een …
  • Laat je kind bekende gedichtjes opzeggen.
  • Zing samen (eenvoudige) liedjes.

Andere woordspelletjes

  • Zeg een lang of meerlettergrepig woord twee keer, één keer gewoon en daarna in lettergrepen. Je kind zegt het woord na en klapt bij elke lettergreep in de handen. Als dat goed gaat, bedenkt je kind zelf een woord en klapt ook nu weer bij iedere lettergreep.
  • Noem een kort en een lang woord, bijvoorbeeld: glas–glazenwasser. Je kind geeft aan welk woord het kortst of langst is.
  • Laat je kind eenvoudige woordenreeksen van drie woorden nazeggen. Als dat goed gaat de reeksen aanvullen tot vier of vijf woorden, bijvoorbeeld:
    • huis–fiets–pop
    • boom–kar–muts
    • huis–fiets–pop–beer
    • poes–deur–bal–kip
    • boom–vis–pen–kaas–vuur
  • Laat je kind zinnetjes nazeggen die steeds langer worden, bijvoorbeeld: Tim eet, Tim eet soep, Tim eet soep met een lepel.
  • Noem 3 woorden op en vraag daarna: ‘welk woord zei ik eerst’ of ‘welk woord zei ik het laatst’ (het kind moet de begrippen ‘eerste/laatste’ wel kennen).
  • Speel het spelletje: ‘ik ga op reis en neem mee…’ En de variaties: ‘ik ga naar de dierentuin en ik zie…’ of ‘ik ga naar de winkel en ik koop…’ .

Nog meer luisterspelletjes

  • Klap allerlei ritmes en laat je kind het naklappen.
  • Bedenk samen allerlei woorden die met dezelfde klank beginnen, bijvoorbeeld: bad, bank, bak, bal, bas, bar…
  • Noem een rijtje woorden op. je kind klapt bij een van tevoren afgesproken woord. Bijvoorbeeld: feest, school, jas, feest, taart, feest, huis, bloemen, bus, feest, …
  • Geef je kind een opdracht, waarbij het precies moet doen wat je gezegd hebt. Bijvoorbeeld: haal eens een zakdoekje uit de kast. De opdrachten worden steeds langer en moeilijker. Bijvoorbeeld: haal eens een rode zakdoek uit de onderste la van de kast op mama’s slaapkamer. Dit spelletje kun je ook doen met gebruik van een kleurplaat. Bijvoorbeeld: kleur de jas van de clown op de fiets rood.

  • Geef het kind een goede plaats in de klas: tweede bank van voren met het daglicht in de rug. 
  • Stimuleer het kind goed naar je mond te kijken (spreek bijvoorbeeld een teken af). 
  • Laat gegeven opdrachten door het kind herhalen. 
  • Bied opdrachten in kleinere stukken aan, formuleer de opdracht eventueel op een andere manier. 
  • Spreek een ‘aandachtsignaal’ af met het kind (bijvoorbeeld 2 keer op de tafel tikken). 
  • Neem de hoofdpunten van de (oefen)stof individueel met het kind door (= pre-teaching).
  • Maak gebruik van visuele hulpmiddelen (schrijf, teken, computer). 
  • Gebruik ondersteunende gebaren of klankgebaren. 
  • Let op je eigen stemvolume, intonatie en spreeksnelheid. 
  • Herhaal in het kort eerder geleerde leerstof. Controleer of het kind alles begrepen heeft.
  • Laat het kind niet tegelijkertijd schrijven en luisteren. 
  • Vermijd zoveel mogelijk verwarrende en afleidende prikkels. 
  • Benadruk sleutelwoorden in de mondelinge instructie. 
  • Maak voor het kind het onderscheid in hoofdzaken en bijzaken duidelijk. 
  • Laat het kind de opdracht zelf verwoorden. 
  • Probeer het omgevingslawaai te minimaliseren. 
  • Probeer vermoeidheid te herkennen (vermoeidheid is geen desinteresse). 

Als kinderen opgroeien met meer dan één taal, heet dat een meertalige opvoeding. Sommige kinderen groeien vanaf de geboorte op met twee of meer talen. Andere kinderen leren thuis eerst de moedertaal. Later in de kinderopvang of op school leren ze het Nederlands als tweede taal.

Het is belangrijk dat er al een goede basis is in de moedertaal. Dan leert een kind een tweede taal gemakkelijker. Het kind kent zo al taalregels en kan deze gebruiken bij het leren van de nieuwe taal.

Welke taal spreek ik met mijn kind?

  • Kies de taal die je zelf goed spreekt. Als je niet goed Nederlands spreekt, gebruik dan je moedertaal. Anders leert je kind het Nederlands niet goed.
  • Spreek je zelf niet goed Nederlands? Dan is het wel belangrijk dat je kind op een andere manier het Nederlands leert.
  • Als je hebt gekozen voor je moedertaal, blijf deze taal dan ook gebruiken met je kind. Een kind vergeet de moedertaal als het deze niet meer hoort.
  • Je kunt beide talen op verschillende manieren gebruiken, bijvoorbeeld:
    • De ene ouder spreekt de moedertaal en de andere ouder Nederlands.
    • Spreek af wanneer je Nederlands spreekt of in de moedertaal praat. Bijvoorbeeld de moedertaal als je thuis bent en het Nederlands buitenshuis.

Hoe kan mijn kind Nederlands leren?

  • Het is belangrijk dat je kind het Nederlands zo vroeg mogelijk leert. Dit kan bijvoorbeeld door je kind naar een peuterspeelzaal of kinderdagverblijf te laten gaan.
  • Misschien praat je kind nog niet veel in het Nederlands. Je kind leert het Nederlands door eerst te luisteren. Als je kind genoeg woorden kent en de taal beter begrijpt, gaat het steeds beter Nederlands praten.
  • Je kind spreekt in het begin vooral in losse woorden of korte zinnen. Langzaamaan worden de zinnen langer. Het kan een tijd duren voordat je kind in goede en lange zinnen praat.
  • Vertel je kind dat het knap is om twee talen te spreken. Probeer beide talen evenveel te gebruiken. Laat merken dat beide talen even belangrijk zijn. Zo denkt je kind positief over beide talen. 

Waar vind ik meer informatie over meertalige opvoeding?

Kijk eens op de volgende websites:

Mensen ademen door hun neus. Als je door je neus ademt, verwarm en bevochtig je de ingeademde lucht. Je neus houdt schadelijke stoffen tegen. Je wordt niet zo snel verkouden en je voorkomt keel- en oorontstekingen. En de spieren van de lippen en tong worden sterker. Dat is weer goed voor de uitspraak. Bij sommige kinderen staat hun mond open. Vaak ademen ze ook door hun mond.

Wat zijn de oorzaken van mondademen?

  • duim-, vinger- of speenzuigen
  • chronische verkoudheid
  • verkeerde stand van tanden of kaak
  • grote amandelen
  • slappe mondspieren
  • allergieën
  • gewoonte

Wat zijn de gevolgen van mondademen?

  • te smalle bovenkaak
  • scheefgroeien van de tanden
  • slappe mondspieren
  • verkeerd slikken 
  • slissen of lispelen
  • slappe, ingezakte lichaamshouding

Hoe leer ik mijn kind om door de neus te ademen?

  • Door de neus ademen is makkelijker als de neus schoon is. Leer je kind daarom vaak de neus te snuiten, of op te halen. 
  • Neus snuiten leer je zo:
    • doe de lippen op elkaar,
    • houd één neusgat dicht en snuit (blaas) het andere neusgat leeg,
    • snuit daarna het andere neusgat leeg.
  • Spreek een vast moment af om een goede lipsluiting en ademen door de neus te oefenen. Bijvoorbeeld bij televisie kijken of voorlezen. Begin met 5 minuten en zo steeds wat langer. 
  • Let ook op de mondsluiting als je kind niet oefent. Spreek een herinneringsteken af. Zo help je je kind eraan herinneren de lippen op elkaar te laten.
  • Slaapt je kind met open mond? Druk de lippen dan zachtjes op elkaar.
  • Zuigt je kind op duim of speen? Probeer dit dan af te leren. 

Hoe oefen je met je kind de spieren van de lippen en de tong? Kijk voor meer informatie naar ‘Oefeningen voor de lippen en de tong’ op deze pagina.

Wat kan ik doen als het ademen door de neus niet lukt?

Oefent je kind veel? En lukt het ademen door de neus niet goed? Vraag dan advies aan je huisarts en eventueel aan de KNO-arts.

Als je praat, gebruik je de lucht die je uitademt. Een deel van die lucht gaat naar buiten door de neus en een deel door de mond. Nasaliteit betekent dat de lucht tijdens het praten te  veel of juist te weinig door de neus gaat. 

Welke soorten nasaliteit zijn er?

  • gesloten nasaliteit: er gaat te weinig lucht door de neus
  • open nasaliteit: er gaat te veel lucht door de neus
  • mengvormen 

Hoe ontstaat nasaliteit?

Nasaliteit kan ontstaan door een lichamelijke afwijking of door de gevolgen daarvan. Maar nasaliteit kan ook ontstaan door een verkeerde gewoonte. Die gewoonte is af te leren. 

Wat is gesloten nasaliteit?

Bij gesloten nasaliteit klinkt de spraak ‘verstopt’. De lucht verdwijnt bij de uitspraak van de m, n of ng door de mond in plaats van door de neus. 

Gesloten nasaliteit ontstaat door: 

  • verkoudheid 
  • neuspoliepen 
  • een scheef neustussenschot 
  • dikke, gezwollen, ontstoken amandelen 
  • zwelling van de slijmvliezen, bijvoorbeeld bij allergie 
  • vreemde voorwerpen in de neus, bijvoorbeeld knikkers of kralen 
  • imitatie (nadoen van neusspraak van anderen) 

Gesloten nasaliteit kun je verminderen door het leren ademen via de neus.

Wat is open nasaliteit? 

Bij open nasaliteit gaat bij het praten lucht door de neus in plaats van door de mond. Dat is vooral te horen bij de uitspraak van de klinkers, zoals aa, oe en ie. Daardoor wordt de uitspraak onduidelijk. 

Open nasaliteit heeft een lichamelijke oorzaak: 

  • een aangeboren gehemelteafwijking, zoals een gehemeltespleet 
  • een verlamming van het gehemelte
  • een gat in het gehemelte na een ongeluk met een lepel of een lollystokje

Open nasaliteit ontstaat doordat het gehemelte niet goed werkt: 

  • na het weghalen van de amandelen
  • bij slechthorendheid 
  • bij vermoeidheid
  • bij spanning

Open nasaliteit kan verminderen door blaas- en zuigoefeningen. Daardoor train je de spieren van het gehemelte om beter de weg door de neus af te sluiten.

Wat is een mengvorm van nasaliteit? 

Open en gesloten nasaliteit kunnen ook tegelijk voorkomen. Bijvoorbeeld de spraak van een kind met een gehemeltespleet, dat ook verkouden is. Door de spleet ontsnapt te veel lucht door de neus (open nasaliteit). Maar door de verkoudheid kan de lucht juist niet door de neus ontsnappen (gesloten nasaliteit). 

Kan nasaliteit tijdelijk zijn?

Na het weghalen van de amandelen kan nasaliteit ontstaan. De neusamandel was een tijd te groot. En was het gehemelte niet meer ‘gewend’ om een goede afsluiting te maken. Na het weghalen van de neusamandel ontsnapt te veel lucht door de neus. Meestal gaat die nasaliteit na een paar maanden over. 

Hoe verminder je nasaliteit?

Door oefeningen kan de nasaliteit verminderen. Lukt dat niet? Laat dan je kind door een arts onderzoeken. Dan weet je of er voor de nasaliteit een lichamelijke oorzaak is, of niet. De arts kan een behandeling voorstellen. Bijvoorbeeld: amandelen weghalen of een neusspray gebruiken. 

Oefen het ademen door de neus

  • Houd een ijsstokje tussen je lippen (niet tussen de tanden) als er voorgelezen wordt. In het begin is een minuut genoeg. Oefen dit wel iedere dag. Gebruik het stokje ook bij het tv kijken. 
  • Lippen losjes op elkaar. Doe alsof je een heerlijke bloem ruikt. Of: welke lekkere luchtjes en vieze luchtjes ruik je in huis?
  • Maak een geur-memory. Vul steeds twee zakjes met dezelfde geurtjes (zeep, kaneel, shampoo, koekje, enz.). Maak er een stapel van en zoek de zakjes met dezelfde geur bij elkaar.
  • Zoem een liedje op de mmmm.

Oefen de kracht in de lippen

  • Houd je lippen tien tellen stevig op elkaar.
  • Maak met je lippen een klein rondje. Probeer dit ook tien tellen vol te houden.
  • Geef kusjes (echte en in de lucht). Zachte kusjes en klapzoenen.
  • Maak kusjes op papier met gestifte lippen.
  • Zeg met en zonder geluid: aa-oe, ie-aa, uu-aa, oo-ee. Doe een sirene na: ie-oe, taa-tuu.
  • Vouw je bovenlip over de onderlip en daarna je onderlip over je bovenlip.
  • Vouw je lippen om de tanden. Dan ziet eruit alsof je geen tanden hebt.
  • Trek ‘gekke’ bekken.
  • Maak een poezensnor. Houd een potlood of een rietje tussen je bovenlip en je neus.
  • Eet een dropveter zonder de handen te gebruiken.
  • Doe blaasspelletjes, zoals bellenblazen of blaasvoetbal.

Oefen de tongspieren

  • Beweeg je tong afwisselend in de richting van je neus en de kin (5x). Je onderkaak mag niet meebewegen.
  • Beweeg je tong van links naar rechts (5x). Je onderkaak mag ook hierbij niet meebewegen.
  • Lik met je tong je lippen af (smeer er iets lekkers op, bijvoorbeeld pindakaas of jam).
  • Wijs met je tongpunt één voor één alle tanden en kiezen aan.
  • ‘Poets’ alle tanden en kiezen met je tongpunt aan de voor- en achterkant.
  • Klak als een paard met je tong tegen het gehemelte.
  • Steek je tong uit. Maak hem eerst heel breed en daarna spits.
  • Zing liedjes op ‘lalala’. Laat anderen raden welk liedje het is.

Oefen altijd met een schone neus en blaas niet te hard! Komt er toch nog lucht door de neus, knijp dan de neus dicht.

Blaas…

  • bootjes over het water, bijv. in bad
  • met een rietje bubbels in een glas met water
  • op speelgoed-blaasinstrumentjes
  • tegen een spiegel of een ruit
  • met een rietje tegen een watje, veertje of pingpongballetje (blaasvoetbal)
  • een ballon in de lucht steeds weer omhoog
  • kaarsen uit: steeds meer en over een grotere afstand
  • zachtjes tegen een kaarsvlam, zodat die net niet uitgaat
  • een papieren zak op
  • haren van je voorhoofd
  • bellen met een bellenblazer

Fluit...

  • een liedje, met of zonder fluit

Zuigoefeningen

  • drink water of sap met een dun, dik of gekronkeld rietje
  • probeer dit ook met vla of yoghurt
  • zuig je wangen naar binnen
  • zuig een papiertje op met een rietje: 
    • knip visjes van papier, gebruik een emmer als vijver en zuig de visjes op met een rietje. Laat ze zwemmen in de vijver!
    • knip gekleurde rondjes van papier, zuig ze met een rietje op. Doe ze in gekleurde bakjes. Het kind kan dan de kleuren sorteren.
    • koop gekleurde pompoms. Maak een lege wc rol vast aan de tafel. Zuig de pompoms op met een rietje en laat ze door de wc rol heen op de grond vallen.
    • wie kan het snelst de meeste stukjes papier opzuigen en in een bakje doen? Ga door tot alle papiertjes op zijn.
    • maak het moeilijker door rozijntjes te gebruiken!

Praten is ingewikkeld. Als je praat, zet je gedachten, wensen of gevoelens om in taal. In woorden en zinnen. Woorden en zinnen spreek je uit door de stembanden, lippen en tong tegelijk te bewegen. De spieren moeten goed samenwerken. Met precies de juiste snelheid en kracht (timing). 

Het is niet zo vreemd, dat dit bij kinderen soms niet helemaal goed gaat. Je hoort dat ze een klank of een stukje van een woord herhalen of langer maken. Dit noemen we onvloeiend spreken, haperen of stotteren. Bij ongeveer 5% van de twee- tot zesjarige kinderen hoor je stotterverschijnselen. Bij ruim de helft hiervan (50-80%) verdwijnt het stotteren voor het tiende jaar.

Stotteren ontstaat vaak heel geleidelijk en is veranderlijk. Soms lijkt het verdwenen en zo is het er weer. Sommige gebeurtenissen kunnen het stotteren uitlokken of erger maken. Deze gebeurtenissen hebben te maken met spanning. Bijvoorbeeld een verjaardag, een ziekenhuisopname, de geboorte van een broertje of zusje, Sinterklaas.

Op de website stotteren.nl kun je de screeningslijst voor stotteren invullen. Door de vragen te beantwoorden weet je of je kunt afwachten of hulp moet zoeken. 

Wat zijn stotterverschijnselen?

Iedereen weet wel wat stotteren is. Maar bedoelen we er allemaal hetzelfde mee? Er zijn veel manieren van stotteren: 

  • woorden herhalen: maar maar maar mag ik dan 
  • delen van een zin herhalen: en toen en toen en toen 
  • delen van een woord herhalen: de pa pa pa paraplu 
  • klanken herhalen: t t t toen 
  • klanken langer aanhouden: mmmmmmag ik
  • op een klank vastzitten: p oes 
  • stopwoorden gebruiken: maar…nou…..ik kon….nou…. er niks aan doen 
  • een ander woord gebruiken voor een ‘lastig’ woord: poes wordt zo’n beest 

Als een kind merkt dat het anders praat dan anderen, reageert het daarop. Het kind probeert om niet te stotteren door meer kracht te zetten. Of extra geluiden of bewegingen te maken. Of het kind verbergt het stotteren door andere woorden te gebruiken. 

Wat kan ik beter wel of niet doen?

  • laat je kind uitpraten: maak het woord of de zin niet af 
  • dwing je kind niet om te praten
  • houd oogcontact met je kind als het stottert
  • praat zelf in een rustig tempo en gebruik geen ingewikkelde zinnen. Dit werkt vaak beter dan het geven van adviezen zoals: ‘praat eens rustig’ of ‘haal eerst eens diep adem’
  • stel zo weinig mogelijk vragen, reageer op wat je kind vertelt en vat het kort samen 
  • als je kind over het stotteren wil praten, ga er dan op in
  • praat niet in het bijzijn van anderen over het stotteren van je kind 
  • probeer je eigen ongerustheid of spanning niet te laten merken aan je kind 
  • bereid belangrijke gebeurtenissen goed voor: praat er van te voren over 

Wanneer moet ik hulp zoeken? 

Ben je ongerust, gespannen of geïrriteerd over het praten van je kind? Dan is het belangrijk om hulp te zoeken. Hoe jong je kind ook is. Op de website stotteren.nl vind je veel informatie en adressen. 

Als je je stem verkeerd gebruikt, trillen je stembanden niet goed en kun je hees of schor worden. Je stembanden zijn twee spiertjes in de keel. Ze lijken op elastiekjes. Om geluid te maken moeten de stembanden gaan trillen. De adem zorgt ervoor dat dit gebeurt. Als de stembanden rustig trillen, is er niets aan de hand.

Waardoor kunnen stemklachten ontstaan?

  • veel, vaak en hard schreeuwen
  • nadoen van gekke geluiden of stemmetjes
  • te hard of te zacht praten
  • hoesten of keelschrapen
  • door de mond ademen in plaats van door de neus
  • spanning
  • ziekte: tijdelijke of chronische verkoudheid, keelontsteking, CARA of allergie
  • (tijdelijke) gehoorproblemen

Wat zijn de gevolgen van verkeerd stemgebruik?

  • heesheid
  • knobbeltjes op de stembanden
  • wegvallen van de stem
  • een zwaar stemgeluid
  • keelpijn
  • hoesten of keelschrapen
  • vermoeidheid van de stem

Hoe kun je stemklachten voorkomen? 

Voor ouders: 

  • geef het goede voorbeeld en probeer schreeuwen en hard praten te voorkomen
  • geef je kind rust en ruimte om te praten
  • let op de houding van je kind; een in elkaar gezakte of krampachtige houding kunnen meehelpen aan het ontstaan van stemproblemen
  • probeer een rokerige omgeving te vermijden
  • laat je kind bij kriebel in de keel een slokje water drinken
  • schrapen en kuchen is niet goed voor je stem

Voor kinderen:

  • loop naar iemand toe als je iets wilt vertellen of vragen
  • probeer niet boven het geluid van auto, radio of tv, of andere apparaten uit te praten
  • adem zoveel mogelijk door de neus
  • praat bij heesheid of keelontsteking zo weinig mogelijk. Ga niet fluisteren: dit is slecht voor je stem
  • doe niet te vaak gekke stemmetjes of geluiden na
  • zing niet te hoog of te hard
  • drink bij kriebel in je keel een slokje water

  • Omdat voorlezen leuk is. Kinderen genieten vaak van de aandacht en het gezellig samenzijn.
  • Omdat voorlezen goed is voor de taalontwikkeling. Je kind leert nieuwe woorden en hoort hoe goede zinnen gemaakt worden. Door met je kind te praten over het boek, stimuleer je je kind om te vertellen. Je kind leert goed te luisteren en zich te concentreren.
  • Omdat voorlezen de fantasie stimuleert.

Hoe kan ik het beste voorlezen?

  • Kies samen een boek uit. Lees het boek voor op een rustige en fijne plek.
  • Bekijk samen de kaft, praat over de titel en de voorkant van het boek. Zo maak je je kind nieuwsgierig naar het verhaal.
  • Tijdens het voorlezen stellen kinderen vaak vragen en maken ze opmerkingen. Ga hierop in en praat met je kind over het verhaal. Ga daarna weer verder waar je gebleven bent.
  • Komt je kind zelf niet met reacties op het verhaal? Stel dan zelf vragen over het verhaal.
  • Vraag op spannende momenten aan je kind hoe het verhaal verder zou kunnen gaan.
  • Kinderen vinden het vaak leuk om een verhaal vaker te horen. Hierdoor gaat je kind het verhaal steeds beter begrijpen.

Waar vind ik informatie over voorlezen?

Kijk eens op de volgende websites: